Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022
[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
8 juni 2021 op het spreekuur gezien door verzekeringsarts R.H. van Gorkum. Van Gorkum heeft de beperkingen van eiser voor het verrichten van arbeid vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 16 juni 2021. Arbeidsdeskundige M. Erkelens heeft op basis van deze FML geen functies voor eiser kunnen duiden. Eiser is daarom op arbeidskundige gronden 80 tot 100% arbeidsongeschikt bevonden. Het Uwv heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
K. Immerzeel over zijn re-integratie. Uit het Werkplan van 6 juli 2021 volgt dat eiser tijdens dit gesprek kenbaar heeft gemaakt dat hij vanwege zijn klachten niet in staat is om het werk te hervatten en ook niet in staat is om re-integratie-activiteiten te ondernemen. Hij is daarom van plan bezwaar te maken tegen de door Van Gorkum vastgestelde belastbaarheid. Immerzeel heeft met eiser afgesproken om, in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure, de re-integratie-activiteiten uit te stellen.
16 juni 2021 opgenomen. In bezwaar heeft Hofmans de in de FML aangenomen beperkingen onderschreven. Daarnaast hebben de verzekeringsartsen, onder verwijzing naar de brief van [C] , voldoende gemotiveerd dat een (lichte) verbetering in de gezondheidssituatie van eiser is opgetreden ten opzichte van de WIA-beoordeling in 2019 en dat in het geval van eiser geen sprake meer is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. [C] schrijft in haar brief onder meer dat eiser langzaam progressie maakt. Eiser heeft op de zitting de inhoud van de brief van [C] niet betwist, maar hij stelt dat [C] voorzichtig was met het verstrekken van medische informatie en dat de inhoud van de brief geen volledig beeld geeft van zijn gezondheidstoestand. Deze stelling van eiser, wat er ook van zij, kan niet afdoen aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. De rechtbank merkt in dit verband op dat uit de brief van [C] volgt dat zij de inhoud van de brief met eiser heeft besproken en dat eiser hiermee akkoord is gegaan. Verder heeft eiser geen andere medische informatie ingebracht op grond waarvan getwijfeld kan worden aan de bevindingen en de conclusies van de verzekeringsartsen. De subjectieve beleving van eiser van zijn klachten is niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin kunnen worden vastgesteld. De verzekeringsartsen hebben voldoende rekening gehouden met de objectieve klachten van eiser. De beroepsgrond dat eiser geen benutbare mogelijkheden heeft, slaagt daarom niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.R.V.D.P. Martina, griffier.