ECLI:NL:CRVB:2023:1447
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verzetsuitspraak met constatering van misbruik van recht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2023 uitspraak gedaan over een hoger beroep dat was ingesteld tegen een verzetsuitspraak. In de verzetsuitspraak was het verzet van de appellant ongegrond verklaard en was er sprake van misbruik van recht. De appellant had verzet ingesteld tegen de uitspraak van de Raad van 15 november 2022, waarin de Raad zich onbevoegd had verklaard om het hoger beroep van de appellant te behandelen. De appellant was op een zitting van 15 juni 2022 verschenen via videobellen, terwijl het Drechtstedenbestuur niet aanwezig was.
De Raad overwoog dat tegen een uitspraak op verzet volgens de wet geen hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij er sprake is van een ernstige schending van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De Raad concludeerde dat dit in de onderhavige zaak niet aan de orde was, en dat het oordeel dat er sprake was van misbruik van recht zonder zitting kon worden vastgesteld. De appellant voerde aan dat hij gehoord had moeten worden, maar de Raad oordeelde dat hij voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt naar voren te brengen.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen reden was om het appelverbod te doorbreken. De appellant kreeg geen vergoeding voor zijn proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van O.N. Haafkes als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 juli 2023.