2.2.Met betrekking tot de juistheid van de medische beoordeling wordt het volgende overwogen.
2.2.1.In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 15 juni 2020 de beperkingen heroverwogen en vastgelegd in de FML van 15 juni 2020. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is duidelijk dat appellant sinds het ongeval aanhoudende pijn-, concentratie- en geheugenklachten heeft. Uit de medische gegevens van PsyQ, de huisarts, de GZ-psycholoog en de psycholoog van Indigo komt naar voren dat er sprake is van een PTSS. Bij het oriënterend psychiatrisch onderzoek door de (primaire) arts is geen ernstige psychopathologie gevonden en ook geen ernstige stoornissen in de cognitieve functies gedurende het gesprek van bijna een uur. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen ernstige beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren door een ernstig psychiatrisch ziektebeeld dan ook niet worden aangenomen. Uit informatie van de neuroloog uit 2018 volgt dat er na het ongeval rug- en nekklachten zijn. Bij de MRI zijn geen afwijkingen gevonden aan de nek en in de lage rug is sprake van een aangeboren spondylolysis L5-S1. Bij het onderzoek door de arts op het spreekuur zijn aan nek en rug geen ernstige afwijkingen gevonden of bewegingsbeperkingen. De gevonden afwijkingen hebben geleid tot beperkingen voor zwaar fysieke belasting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullend beperkingen aangenomen vanwege de hooikoorts en op frequent ver buigen, en een bovennormaalwaarde aangegeven op het item frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk. Over de door appellant ingebrachte nadere informatie van de GZ-psycholoog en OCA revalidatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend in haar rapporten van 7 en 17 september 2020 geconcludeerd dat deze medische gegevens al bij de heroverweging zijn meegenomen. Daarbij heeft zij opgemerkt dat bij het vaststellen van beperkingen noch de diagnoses noch de ervaren klachten doorslaggevend zijn, maar de bevindingen bij het onderzoek en de geobjectiveerde afwijkingen.
2.2.2.Naar aanleiding van de in beroep ontvangen informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 28 januari 2021 overwogen dat de gegevens en het standpunt van OCA-revalidatie en de informatie van de huisarts reeds bekend waren en in de bezwaarprocedure zijn meegenomen. Uit de brieven van de cardioloog volgt niet dat er sprake is van een slechte hartfunctie. Specifieke hartmedicatie is niet gegeven. Bij het vaststellen van de beperkingen was al rekening gehouden met fysiek en mentaal niet al te zware belasting. De door de cardioloog beschreven bevindingen noodzaken niet tot nog verdergaande fysieke beperkingen.
2.2.3.In hoger beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 23 juni 2022 naar aanleiding van het psychiatrisch expertiserapport van
prof. dr. G.F. Koerselman van 22 oktober 2021, uitgebracht in het kader van een letselschadeprocedure, erop gewezen dat de overweging van Koerselman op welke gebieden de beperkingen liggen, overeenkomt met de visie van het Uwv over de beperkingen zoals ‘beperkt tegen stress kunnen’, ‘aangewezen zijn op gestructureerd (voorspelbaar) werk’ en ‘geen leiding kunnen geven’. Volgens Koerselman kan appellant wel samenwerken als er goede afspraken kunnen worden gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarin aanleiding gezien om appellant aanvullend beperkt te achten voor het item 2.8 ‘Omgaan met conflicten (kan een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact hanteren)’ en het item 2.9 ‘Samenwerken (samenwerken is mogelijk als goede afspraken worden gemaakt)’.
2.2.4.Naar aanleiding van vragen van de Raad over de adviezen van Koerselman heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 16 februari 2023 alsnog in de FML van 16 februari 2023 een beperking aangenomen op het item 1.9.8 ‘Werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is’, met daarbij de toelichting ‘geen langdurige blootstelling aan een hoog handelingstempo in complexe taken. In routinematige taken geldt geen beperking ten aanzien van hoog handelingstempo’. Bij het item 2.8 ‘Omgaan met conflicten’ is een toelichting toegevoegd ‘niet structureel in persoonlijk of telefonisch contact’.
2.2.5.In wat appellant heeft aangevoerd noch in de aanwezige medische stukken zijn aanknopingspunten te vinden om de gemotiveerde en uitvoerig onderbouwde conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen aanleiding is om andere en/of zwaardere beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML van 16 februari 2023, niet te volgen. Koerselman heeft de eigen opvatting van appellant dat hij tot geen enkele vorm van werk in staat zou zijn gedeeld. De beperkingen die Koerselman bij appellant in zijn rapport heeft vastgesteld, zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd in het standpunt dat hoewel appellant sinds het ongeval aanhoudende pijn-, concentratie- en geheugenklachten heeft, er geen reden is om beperkingen aan te nemen op de items 1.1, 1.2 en 1.3. Appellant heeft klachten, maar ernstige stoornissen in de concentratie of geheugen zijn niet geobjectiveerd, niet door de primaire arts op het spreekuur, maar worden ook niet genoemd in de informatie van de behandelende sector. Ook Koerselman beschreef in zijn rapport geen cognitieve afwijkingen. Het gebruik van medicijnen door appellant geeft evenmin aanleiding voor meer beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft erop gewezen dat afwijkingen die specifiek het gevolg zijn van medicatie en niet van onderliggende aandoeningen, op of rond de datum in geding niet naar voren zijn gekomen en worden evenmin in de aanvullende medische informatie door appellant naar voren gebracht. Weliswaar meldde appellant tijdens het spreekuur onder invloed van (slaap)medicatie te verkeren en maakte hij die indruk ook door zijn algehele presentatie, maar hiervan was op datum in geding geen sprake. Het verschil is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wellicht te verklaren vanwege wijzigingen in het medicatiegebruik, maar bepalend is de medische toestand van appellant op de datum in geding, 11 november 2019.
2.2.6.Appellant wordt evenmin gevolgd in zijn standpunt dat gelet op het rapport van Koerselman hij geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer en onvoldoende rekening is gehouden met zijn vermoeidheid en energieverlies. Volgens Koerselman is appellant niet geschikt om professioneel een auto te besturen. In de FML is bij item 1.9.9 een beperking aangenomen voor beroepsmatig chauffeuren. Uit het rapport van Koerselman blijkt voorts dat wanneer bij de belastbaarheid rekening wordt gehouden met de in het rapport genoemde beperkingen Koerselman geen indicatie ziet om aanvullend een arbeidsuurbeperking aan te houden.
2.2.7.Uitgaande van de juistheid van de beperkingen, vastgelegd in de FML van 16 februari 2023, heeft het Uwv met de diverse arbeidskundige rapporten voldoende gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn. Het Uwv heeft met ingang van 11 november 2019 de mate van arbeidsongeschiktheid terecht vastgesteld op minder dan 35% en appellant terecht geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen.
3. Omdat eerst na de tussenuitspraak in hoger beroep sprake is van een afdoende motivering van het bestreden besluit, bestaat aanleiding om de aangevallen uitspraak te vernietigen, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond te verklaren en dit besluit te vernietigen onder de bepaling dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
4. Bij deze uitkomst is er geen aanleiding het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade, zoals door appellant is verzocht.
5. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden voor verleende rechtsbijstand begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en op € 2.511,- in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en twee keer 0,5 punt voor het indienen van zienswijzen na een tussenuitspraak), alsmede de door appellant gemaakte kosten voor verkregen inlichtingen van OCA revalidatie van € 75,- en de huisarts van € 50,-. De totale door het Uwv te vergoeden proceskosten bedragen € 4.310,-. Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.