4.6.Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof)is het aan de nationale rechter om te onderzoeken of de aan appellanten opgelegde consignatiediensten voor de toepassing van de Richtlijn moet worden aangemerkt als ‘arbeidstijd’ of ‘rusttijd’. De nationale rechter moet hierbij de aanwijzingen volgen die het Hof in zijn rechtspraak heeft gegeven voor de uitleg van de begrippen ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’, om zo te komen tot een autonome Unierechtelijke uitleg van deze begrippen. De begrippen ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’ sluiten elkaar uit.
4.7.1.De aanwijzingen van het Hofleiden tot het volgende toetsingskader voor de Raad.
4.7.2.Wanneer een werknemer ter beschikking van zijn werkgever moet blijven om op diens verzoek een arbeidsprestatie te kunnen verrichten, is sprake van een beschikbaarheidsdienst. Ook als tijdens die beschikbaarheidsdienst geen daadwerkelijke activiteiten worden verricht voor de werkgever is niet noodzakelijk sprake van ‘rusttijd’.
Bij verplichting om op de werkplek te verblijven
4.7.3.Het Hof heeft met betrekking tot een beschikbaarheidsdienst op een werkplek die verschilt van de woonplaats van de werknemer, geoordeeld dat de beslissende factor om aan te nemen dat de kenmerken van het begrip ‘arbeidstijd’ in de zin van de Richtlijn voorhanden zijn, wordt gevormd door het feit dat de werknemer fysiek aanwezig moet zijn op de door de werkgever bepaalde plaats en zich er tot diens beschikking moet houden om indien nodig onmiddellijk zijn diensten te kunnen verlenen. De werknemer die tijdens de beschikbaarheidsdienst op zijn werkplek moet blijven om onmiddellijk beschikbaar te zijn voor zijn werkgever, en dus gescheiden is van zijn gezin en sociale omgeving, heeft weinig vrijheid om de tijd te besteden waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd. Deze periode moet volgens het Hof integraal als ‘arbeidstijd’ in de zin van de Richtlijn worden aangemerkt.
Bij geen verplichting om op de werkplek te verblijven
4.7.4.Daarnaast heeft het Hof met betrekking tot een beschikbaarheidsdienst waarin de werknemer niet verplicht is op zijn werkplek te blijven, een zogenoemde beschikbaarheidsdienst met permanente bereikbaarheid, het volgende overwogen. Een dergelijke beschikbaarheidsdienst moet volledig als ‘arbeidstijd’ in de zin van de Richtlijn worden aangemerkt als die periode, gelet op de objectieve en zeer aanzienlijke gevolgen die de aan de werknemer opgelegde beperkingen hebben voor zijn mogelijkheden om zich aan zijn persoonlijke en sociale interesses te wijden, verschilt van een periode waarin die werknemer zich slechts ter beschikking moet houden van zijn werkgever zodat deze hem kan bereiken.
4.7.5.Daaruit volgt dat het begrip ‘arbeidstijd’ in de zin van de Richtlijn ook ziet op alle perioden van beschikbaarheidsdienst waarin de aan de werknemer opgelegde beperkingen van dien aard zijn dat zij objectief gesproken en in zeer aanzienlijke mate gevolgen hebben voor zijn mogelijkheden om tijdens die periode de tijd waarin er geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd vrijelijk in te vullen en aan zijn eigen interesses te besteden.
4.7.6.Wanneer de verplichtingen die de werknemer bij een bepaalde beschikbaarheidsdienst krijgt opgelegd minder intens zijn en hem de mogelijkheid laten om zonder al te veel problemen zijn tijd te beheren en zich met zijn eigen interesses bezig te houden, vormt alleen de tijd die verbonden is met de werkprestatie die tijdens een dergelijke dienst in voorkomend geval daadwerkelijk wordt verricht, ‘arbeidstijd’ voor de toepassing van de Richtlijn.
4.7.7.Bij de vraag of een beschikbaarheidsdienst als ‘arbeidstijd’ in de zin van de Richtlijn moet worden aangemerkt, kan alleen rekening worden gehouden met verplichtingen die de werknemer worden opgelegd door de werkgever. Organisatorische problemen die een beschikbaarheidsdienst met zich kan brengen voor de werknemer en die niet voortvloeien uit dergelijke verplichtingen, bijvoorbeeld omdat zij het gevolg zijn van natuurlijke omstandigheden of van de vrije keuze van de werknemer, kunnen niet in aanmerking worden genomen. Daarbij kan gedacht worden aan de grote afstand tussen de door de werknemer vrijelijk gekozen woonplaats en de plaats die de werknemer tijdens de beschikbaarheidsdienst binnen een bepaald tijdsbestek moet kunnen bereiken, zeker als die plek de gebruikelijke werkplek is.
4.7.8.De criteria waarmee rekening moet worden gehouden om een beschikbaarheidsdienst met permanente bereikbaarheid als ‘arbeidstijd’ in de zin van de Richtlijn aan te merken zijn de tijd waarover de werknemer tijdens de beschikbaarheidsdienst beschikt om zijn beroepsactiviteiten te hervatten vanaf het moment dat de werkgever hierom verzoekt en, in voorkomend geval, het gemiddeld aantal interventies dat hij tijdens zijn wachtdienst daadwerkelijk moet uitvoeren.
4.7.9.Hierbij moet in de eerste plaats worden gekeken naar de gevolgen die het tijdsbestek waarbinnen de werknemer bij een noodzakelijke interventie zijn werk moet hervatten, heeft voor zijn mogelijkheden om zijn vrije tijd in te vullen. Een beschikbaarheidsdienst waarbij de werknemer, gezien het redelijke tijdsbestek dat hij krijgt om zijn beroepswerkzaamheden te hervatten, zijn persoonlijke bezigheden en sociale activiteiten kan inplannen, vormt a priori geen ‘arbeidstijd’ in de zin van de Richtlijn. Bij de beoordeling van de impact van de reactietijd dient in een voorkomend geval rekening te worden gehouden met de andere verplichtingen die de werknemer opgelegd krijgt. Het ter beschikking stellen van een dienstwoning is niet doorslaggevend om vast te stellen dat sprake is van ‘arbeidstijd’. Wel van belang is of de werknemer in afwachting van een oproep thuis moet blijven en zich niet vrij mag verplaatsen, of dat hij bij een oproep naar zijn werkplek moet komen met een specifieke uitrusting. Ook dient rekening te worden gehouden met de faciliteiten die de werknemer worden geboden.
Bij het gemiddeld aantal interventies geldt dat wanneer tijdens een beschikbaarheidsdienst werknemers meermaals worden gebeld er dan minder ruimte is om de tijd vrij in te vullen. Dit geldt zeker als de interventies langer duren.
De betekenis van dit toetsingskader voor deze zaak
4.8.1.Op basis van het hiervoor weergegeven toetsingskader oordeelt de Raad dat de opgelegde consignatiedienst geen arbeidstijd in de zin van artikel 2 van de Richtlijn is. De aan appellanten opgelegde consignatiediensten met daarbij onder meer de verplichting om na een oproep binnen een uur op [standplaats] te zijn, zijn niet onredelijk. De Raad kan invoelen dat appellanten het als vervelend ervaren dat zij tijdens hun consignatiediensten vanwege de reisafstand niet thuis kunnen slapen. Dit is echter het gevolg van hun woonplaatskeuze en kan daarom niet van invloed zijn op het antwoord op de vraag of hun consignatiediensten als arbeidstijd zijn te beschouwen.
4.8.2.De consignatiediensten worden tijdens de nachturen (tussen 22.00 en 6.00) opgelegd. Deze tijdsperiode leent zich over het algemeen minder voor het invullen van de eigen interesses, zodat deze door de commandant opgelegde verplichting objectief bezien niet tot een grote beperking leidt in de mogelijkheden om de tijd dat er binnen de consignatiediensten niet wordt gewerkt vrij in te vullen.
4.8.3.Dat appellanten, zoals tijdens de zitting door appellanten is opgemerkt, een speciale uitrusting in de auto hebben en dat zij verantwoordelijk zijn voor een diensthond die zij bij een oproep mee moeten nemen, leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een opgelegde andere verplichting als door het Hof bedoeld. Deze verplichtingen zijn verbonden aan de functie van appellanten als zodanig en zijn niet aan te merken als extra verplichtingen die samenhangen met de consignatiediensten.
4.8.4.Ook het gemiddeld aantal interventies brengt niet mee dat van arbeidstijd in de zin van de Richtlijn sprake is. Uit de stukken en uit wat partijen daarover naar voren hebben gebracht, volgt dat er meerdere keren per week interventies kunnen plaatsvinden, soms meerdere per dienst. De meeste interventies kunnen telefonisch worden afgedaan, soms is het nodig om naar [standplaats] te komen. Met zo’n oproep is in ieder geval een uur en soms ook langer gemoeid. Onder deze omstandigheden is de Raad van oordeel dat er over het algemeen voldoende ruimte is om de (resterende) tijd binnen een consignatiedienst vrij in te vullen.
4.8.5.Alles bij elkaar genomen, worden gedurende de consignatiediensten dus niet zodanige verplichtingen aan appellanten opgelegd dat zij daardoor objectief en aanzienlijk worden beperkt in hun mogelijkheden om tijdens de dienst de tijd waarin zij niet werken vrij in te vullen en aan hun interesses te besteden. Deze consignatiediensten zijn dan ook niet aan te merken als ‘arbeidstijd’ maar als ‘rusttijd’ in de zin van de Richtlijn en de rechtspraak van het Hof. Dit betekent dat bij deze consignatiediensten geen sprake is van aanwezigheidsdiensten als bedoeld in het nationale recht.