ECLI:NL:CRVB:2023:1342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen van jonggehandicapte in het kader van Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellante, geboren op [geboortedag] 2001. De rechtbank Rotterdam had eerder geoordeeld dat appellante op de datum in geding beschikte over arbeidsvermogen, wat de afwijzing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) rechtvaardigde. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat zij niet in staat was om een uur aaneengesloten te werken en dat zij door haar verstandelijke beperkingen niet zelfstandig taken kon uitvoeren. De Raad oordeelde echter dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd om haar stellingen te onderbouwen. De rechtbank had terecht de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige gevolgd, die stelden dat appellante in staat was om ten minste vier uur per dag te werken en over basale werknemersvaardigheden beschikte. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt, omdat zij op de relevante datum arbeidsvermogen had. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in de beoordeling van arbeidsvermogen en de noodzaak voor appellanten om hun claims adequaat te onderbouwen met relevante en tijdige informatie.