ECLI:NL:CRVB:2023:1331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen van werkgever in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de loonsanctie opgelegd aan [naam B.V.] werd bevestigd. Werkneemster, die als callcentermedewerker en teamcoach werkzaam was, meldde zich ziek na haar zwangerschapsverlof en vroeg een uitkering op grond van de Wet WIA aan. Het Uwv verlengde het tijdvak waarin werkneemster recht had op loon tijdens ziekte met 52 weken, omdat de re-integratie-inspanningen van [naam B.V.] onvoldoende waren en er geen deugdelijke grond voor dit verzuim was. De rechtbank verklaarde de beroepen van [naam B.V.] en werkneemster tegen het besluit van het Uwv ongegrond, omdat de stelling dat werkneemster geen arbeidsmogelijkheden had niet werd ondersteund door medische stukken. In hoger beroep voerden [naam B.V.] en werkneemster aan dat de loonsanctie ten onrechte was opgelegd, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat [naam B.V.] onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de re-integratie na 29 juli 2019 niet adequaat was opgepakt, ondanks de mogelijkheden die door de bedrijfsarts en verzekeringsarts waren vastgesteld. De beslissing van de Raad werd openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.