ECLI:NL:CRVB:2023:1319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand ter aflossing van een huurschuld en de beoordeling van dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van bijzondere bijstand ter aflossing van een huurschuld door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante, die sinds 21 oktober 2015 bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor een huurschuld van € 6.737,06. Ze stelde dat ze door gebrek aan inkomsten niet meer kon voldoen aan de betalingsregeling met de verhuurder, wat zou leiden tot huisuitzetting. De aanvraag werd echter afgewezen, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er zeer dringende redenen waren die bijstand noodzakelijk maakten.
De Centrale Raad oordeelde dat de omstandigheden van appellante, zoals haar inkomen en de afwezigheid van verdere stappen van de verhuurder richting huisuitzetting, niet voldoende waren om aan te nemen dat bijstandverlening onvermijdelijk was. De Raad benadrukte dat zeer dringende redenen alleen bestaan als de behoeftige omstandigheden van een betrokkene op geen andere wijze zijn te verhelpen. Appellante had niet kunnen aantonen dat ze niet in haar noodzakelijke kosten kon voorzien, en de door haar aangevoerde redenen, zoals haar alleenstaand zijn en psychische klachten, werden niet als voldoende beschouwd.
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het afwijzende besluit ongegrond had verklaard, werd door de Centrale Raad bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.