ECLI:NL:CRVB:2023:1313
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor verhuiskosten na brand in huurwoning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van bijzondere bijstand voor kosten in verband met een verhuizing. Appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand na een brand in haar huurwoning in maart 2021, waardoor zij tijdelijk in een andere woning verbleef. In januari 2022 diende zij een aanvraag in voor bijzondere bijstand, waarbij zij aangaf dat de kosten onder andere bestonden uit het huren van een verhuisbusje en het aanschaffen van nieuw meubilair. Appellante had echter ook een schade-uitkering van € 28.000,- ontvangen van haar verzekeraar, wat door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam werd beschouwd als een voorliggende voorziening.
Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen, omdat de schade-uitkering als voldoende werd gezien om de kosten te dekken. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarop zij in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellante aan dat het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door niet in overleg te treden met haar.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld. Er was voorafgaand aan de afwijzing contact geweest met de gemachtigde van appellante om verduidelijking te vragen over de kosten. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om aannemelijk te maken dat zij recht had op bijzondere bijstand, vooral gezien de ontvangen schadevergoeding. Het hoger beroep werd afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, waardoor de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.