ECLI:NL:CRVB:2023:1312
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand na brand in huurwoning en de zorgvuldigheidseisen voor het college
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van bijzondere bijstand aan appellante, die na een brand in haar huurwoning in maart 2021 vier aanvragen had ingediend voor bijzondere bijstand. De brand had geleid tot verlies van haar inboedel, en appellante vroeg bijstand voor beddengoed, potten, pannen, overige goederen en kleding. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft bijzondere bijstand voor kleding toegekend, maar de andere drie aanvragen afgewezen. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzingen, maar het college verklaarde de bezwaren ongegrond, omdat appellante niet de gevraagde informatie over haar inboedelverzekering had verstrekt.
Tijdens de zitting bij de rechtbank verklaarde de gemachtigde van appellante dat de gegevens van de verzekering inmiddels beschikbaar waren en dat zij € 28.000,- van haar verzekeraar zou ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld door niet bij appellante langs te gaan om haar situatie te beoordelen, en verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het college wel bij haar had moeten langsgaan om te kijken wat zij nodig had. De Raad oordeelde echter dat appellante niet had aangetoond dat de uitleg van de rechtbank onjuist of onvolledig was. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het college niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de afwijzingen van de aanvragen om bijzondere bijstand in stand blijven. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.