In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een verzoek van betrokkene om herziening van een besluit van het Uwv, dat zijn aanvraag voor een WIA-uitkering had afgewezen. Betrokkene, die als taxichauffeur werkte, had zich op 9 mei 2005 ziek gemeld en zijn aanvraag voor een uitkering was in 2007 afgewezen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Betrokkene heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze beslissing, waardoor deze in rechte vaststond.
In 2019 heeft betrokkene het Uwv verzocht om herziening van het eerdere besluit, waarbij hij een brief van psychiater Roks overlegde als nieuw feit. De rechtbank oordeelde dat deze brief wel degelijk als nieuw feit moest worden aangemerkt, omdat deze informatie zou kunnen wijzen op een andere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene. Het Uwv had echter geconcludeerd dat de informatie van psychiater Roks geen nieuw feit was en handhaafde zijn eerdere besluit.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het Uwv onvoldoende gemotiveerd had waarom de informatie van psychiater Roks niet als nieuw feit kon worden aangemerkt. De Raad heeft bepaald dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene opnieuw moet beoordelen, en heeft het bestreden besluit vernietigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.