Uitspraak
OVERWEGINGEN
ZW-uitkering niet met ingang van 11 november 2021 kan worden hervat omdat op 12 juli 2021 de maximale termijn was bereikt. Nadat het Uwv heeft vastgesteld dat geen sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden, heeft het Uwv de aanvraag op basis van
artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. Appellant heeft aangevoerd dat het besluit van 12 december 2019 hem nooit heeft bereikt. Volgens appellant heeft het Uwv niet aannemelijk gemaakt dat het besluit is verzonden of door hem is ontvangen. Dit klemt te meer omdat het Uwv wist dat hij ten tijde van het nemen van dat besluit in Ghana verbleef. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen ZW-uitkering aan appellant heeft toegekend.
ZW-uitkering afgewezen.
12 december 2019.
28 oktober 2021 opgevat moet worden als bezwaar tegen het besluit van 12 december 2019, dan is dat te laat gemaakt. Omdat het besluit daarmee onherroepelijk is geworden, is het alleen nog aan te tasten met een verzoek om hiervan terug te komen. Vervolgens heeft de rechtbank vastgesteld dat het Uwv toepassing heeft gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv terecht niet teruggekomen van het besluit van 12 december 2019. De rechtbank is niet gebleken dat dit een evident onredelijke uitkomst is.
12 december 2019 in rechte vaststaat en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
14 november 2020 aan de Immigratie en Naturalisatiedienst, die volgens appellant ook aan het Uwv is verzonden.