ECLI:NL:CRVB:2023:1187

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
20/2024 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in Guercif (Marokko), een herzieningsverzoek ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2019, waarin zijn aanvraag om een WAO-uitkering was afgewezen. De Raad had geoordeeld dat verzoeker geen aanvullende informatie had overgelegd die noodzakelijk was voor de beoordeling van zijn aanvraag. Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek te laat is ingediend en er geen nieuwe relevante informatie is gepresenteerd. De uitspraak van de Raad is gedaan op 7 juni 2023, waarbij de proceskosten niet zijn toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor veroordeling in de kosten was. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.E. Fortuin, met N. Zwijnenberg als griffier.

Uitspraak

20.2420 WAO, 20/2421 WAO

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 februari 2019, 17/5671 WAO en 18/2607 WAO
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] , Guercif (Marokko) (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 7 juni 2023
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 februari 2019, 17/5671 WAO en 18/2607 WAO (ECLI:NL:CRVB:2019:458).
Het Uwv heeft op dit verzoek om herziening gereageerd.
Verzoeker heeft nadere brieven ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 26 april 2023. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. In de uitspraak van 13 februari 2019, 17/5671 WAO en 18/2607 WAO (ECLI:NL:CRVB:2019:458), heeft de Raad geoordeeld dat verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de door het Uwv geboden gelegenheid aanvullende informatie over te leggen, noodzakelijk om zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) te kunnen beoordelen. Hierdoor was het Uwv bevoegd om verzoekers aanvraag om een WAO-uitkering met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling te laten.
2. Bij brief van 4 maart 2019 heeft verzoeker herziening van bovengenoemde uitspraak gevraagd. Dat verzoek heeft de Raad bij de uitspraak van 7 februari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:340) afgewezen. De Raad heeft daartoe overwogen dat wat verzoeker heeft aangevoerd er in wezen op gericht is een (hernieuwde) discussie over de juistheid van de uitspraak van 13 februari 2019 te voeren terwijl het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe dient om een dergelijke discussie te voeren. In het verzoek om herziening zijn geen feiten gebleken in de zin van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor herziening.
3.1.
Op 25 februari 2020, aangevuld met brieven van diverse data, heeft verzoeker opnieuw een verzoek om herziening ingediend. Dit verzoek wordt, gelet op de inhoud daarvan, aangemerkt als een herhaald verzoek om herziening van de uitspraak van 13 februari 2019. In het verzoek van 25 februari 2020 zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Verder is dit verzoek ruim een jaar na de uitspraak van 13 februari 2019 waarvan herziening is verzocht, ingediend en dus onredelijk laat is ingediend.
3.2.
Uit 3.1 volgt dat het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening van 25 februari 2020
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van N. Zwijnenberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) N. Zwijnenberg