ECLI:NL:CRVB:2019:458

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
17/5671 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanvragen voor arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uwv

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam, die zijn aanvragen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellant heeft zich in augustus 2016 en opnieuw in juli 2017 tot het Uwv gewend met verzoeken om toekenning van een uitkering, maar het Uwv heeft beide aanvragen niet in behandeling genomen omdat de door appellant verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling. De rechtbank heeft in haar uitspraken geoordeeld dat appellant niet alle noodzakelijke gegevens heeft aangeleverd en dat hij redelijkerwijs in staat was om deze gegevens te verkrijgen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de oordelen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellant geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om aanvullende informatie te overleggen die nodig was voor de beoordeling van zijn aanvragen. De Raad concludeert dat het Uwv bevoegd was om de aanvragen buiten toepassing te laten op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. De hoger beroepen van appellant zijn dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan op 13 februari 2019 door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met I.M.J. Hilhorst-Hagen als rechter en W.M. Swinkels als griffier.

Uitspraak

17.5671 WAO, 18/2607 WAO

Datum uitspraak: 13 februari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van
14 juli 2017, 17/1424 (aangevallen uitspraak I) en 21 maart 2018, 17/6765
(aangevallen uitspraak II)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

17/5671
1. Appellant heeft zich op 10 augustus 2016 tot het Uwv gewend met het verzoek tot toekennen van een uitkering omdat hij arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 9 december 2016 heeft het Uwv appellant medegedeeld dat deze aanvraag niet zal worden behandeld omdat de door appellant verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Bij beslissing op bezwaar van 25 januari 2017 (bestreden besluit I) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 december 2016 ongegrond verklaard.
2. Bij aangevallen uitspraak I heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit I ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant niet alle gevraagde, noodzakelijke, gegevens heeft opgestuurd en dat hij over deze gegevens redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
18/2607
3. Appellant heeft zich op 21 juli 2017 weer tot het Uwv gewend met het verzoek tot toekennen van een uitkering omdat hij arbeidsongeschikt is. Bij besluit van
20 september 2017 heeft het Uwv appellant medegedeeld dat deze aanvraag niet zal worden behandeld omdat de door appellant verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Bij beslissing op bezwaar van 26 oktober 2017 (bestreden besluit II) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 september 2017 ongegrond verklaard.
4. Bij aangevallen uitspraak II heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit II ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant niet alle gevraagde, noodzakelijke, gegevens heeft opgestuurd en dat de gegevens die appellant heeft ingebracht onvoldoende zijn om op de aanvraag van appellant te kunnen beslissen.
5.1.
Appellant heeft in beide hoger beroepen aangevoerd dat hij arbeidsongeschikt is geworden toen hij in Nederland werkte en dat hij sindsdien arbeidsongeschikt is gebleven.
5.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraken bepleit.
6.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling. De oordelen van de rechtbank en de argumenten die tot die oordelen hebben geleid, worden onderschreven. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid aanvullende informatie over te leggen, noodzakelijk om zijn aanvraag te kunnen beoordelen. Dat appellant ziek zou zijn, doet hier niet aan af. Uit de verklaring van het Centre maladies du Rein van 6 februari 2017 kan niet worden afgeleid dat appellant op geen enkele manier in staat is relevante stukken over te leggen of te laten leggen. Het Uwv was bevoegd de aanvragen van appellant met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing te laten.
6.2.
De hoger beroepen van appellant slagen niet en de aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar 13 februari 2019.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) W.M. Swinkels
md