ECLI:NL:CRVB:2023:1164

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
22 / 1547 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor kosten eigen risico diëtist en de toepassing van beleidsregels

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2023, wordt de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico in verband met consulten bij een diëtist beoordeeld. Appellant had op 13 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor deze kosten. Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft deze aanvraag op 15 oktober 2020 afgewezen, met als argument dat er sprake was van een voorliggende voorziening, namelijk de Zorgverzekeringswet, en dat er geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor het verplicht eigen risico in verband met zorgkosten. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde zijn besluit op 3 februari 2021.

De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 8 mei 2023 is appellant verschenen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. E.J. Olthof. De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de aanvraag om bijzondere bijstand af te wijzen, omdat de beleidsregels expliciet bepalen dat er geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor het eigen risico in verband met zorgkosten. Bovendien zijn er geen zeer dringende redenen aangetoond die een uitzondering op deze regels rechtvaardigen.

De Raad heeft ook de argumenten van appellant over de hardheidsclausule en het ontbreken van een verweerschrift van het college beoordeeld, maar deze werden niet geaccepteerd. Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding van € 250.000,- af, evenals de vergoeding van proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de beleidsregels en de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend.

Uitspraak

22/1547 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 mei 2022, 21/858 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)
Datum uitspraak: 19 juni 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 15 oktober 2020 heeft het college afwijzend beslist op een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico in verband met consulten bij een diëtist. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 3 februari 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Hij heeft daarbij ook een verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade gedaan.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2023. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. Olthof.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze uitspraak beoordeelt de Raad of de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. De Raad komt tot het oordeel dat dit het geval is en dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico mocht afwijzen. Appellant komt verder niet in aanmerking voor de door hem gevraagde (immateriële) schadevergoeding van
€ 250.000,-. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 13 augustus 2020 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van het eigen risico in verband met bezoeken aan een diëtist.
1.2.
Bij besluit van 15 oktober 2020, na bezwaar gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft het college die aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat sprake is van een voorliggende voorziening (de Zorgverzekeringswet) en dat geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor het verplicht eigen risico in verband met zorgkosten. Er zijn daarnaast geen zeer dringende redenen op grond waarvan appellant alsnog in aanmerking komt voor bijzondere bijstand, omdat geen sprake is van een acute noodsituatie. Op de Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Heerenveen (beleidsregels) kan appellant zich in dit geval ook niet met succes beroepen.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het op hierna te bespreken gronden niet eens met de uitspraak van de rechtbank.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand
4.3.
Appellant heeft aangevoerd dat het college de beleidsregels niet consistent heeft toegepast en dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd op grond van de beleidsregels wel degelijk kunnen worden vergoed. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.3.1.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, maken de beleidsregels het niet mogelijk om het eigen risico als bijzondere bijstand te vergoeden. In artikel 14 van de beleidsregels is namelijk bepaald dat het college geen bijzondere bijstand verstrekt voor het verplicht of vrijwillig eigen risico in verband met zorgkosten. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak van de Raad waarin besloten ligt dat bij zorgkosten, zoals de zich hier voordoende kosten voor het verplichte eigen risico in verband met bezoeken aan een diëtist, sprake is van een voorliggende voorziening in de zin van artikel 15 van de PW. [1] Voor het onverbindend verklaren van artikel 14 van de beleidsregels, waar appellant om heeft verzocht, ziet de Raad dan ook geen grond.
4.4.
Appellant heeft verder een beroep gedaan op de hardheidsclausule die in de beleidsregels is neergelegd. In dit verband heeft appellant erop gewezen dat er in zijn geval kans is op letsel in de vorm van overgewicht, suikerziekte en hart- en vaatziekten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.4.1.
Op grond van artikel 47 van de beleidsregels is het college bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken indien daar zeer dringende redenen voor zijn. Daarvan is de Raad niet gebleken. De mogelijke kans op medische problemen in de toekomst is daarvoor onvoldoende.
Ontbreken verweerschrift
4.5.
Appellant heeft nog aangevoerd dat het college de wettelijke plicht heeft om een verweerschrift in te dienen. Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals de Raad eerder heeft overwogen, verbindt (artikel 8:31 van) de Algemene wet bestuursrecht aan het niet of niet tijdig indienen van een verweerschrift geen gevolgen. [2]

Conclusie en gevolgen

4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Alleen al hierom komt appellant niet in aanmerking voor de door hem gevraagde (immateriële) schadevergoeding van € 250.000,-.
5. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten. Ook krijgt hij het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van L.G. Cornelissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2023.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) L.G. Cornelissen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregels bijzondere bijstand
Artikel 14 Eigen risico zorgverzekering
Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor het verplicht of vrijwillig eigen risico in verband met zorgkosten.
Artikel 33 Niet in de beleidsregels genoemde kosten
Het college kan ook voor kosten die niet in deze beleidsregels genoemd worden, bijzondere bijstand verstrekken op grond van artikel 35 van de wet en deze beleidsregels.
Artikel 47 Hardheidsclausule
Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1901 (rechtsoverweging 4.6.1).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1884 (rechtsoverweging 4.1).