ECLI:NL:CRVB:2016:1884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van terugvorderingen bijstandsverlening op basis van niet-naleving inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1 mei 2002 bijstand ontvangt, had een verzoek ingediend om kwijtschelding van openstaande vorderingen die voortvloeiden uit terugvorderingen van bijstandsuitkeringen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had eerder besloten om deze kwijtschelding af te wijzen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding, met name dat hij niet gedurende tien jaar volledig aan zijn aflossingsverplichtingen had voldaan.
De Raad heeft vastgesteld dat de terugvorderingen voortvloeien uit het niet tijdig melden van verdiensten uit arbeid door appellant. De Raad oordeelde dat het college op goede gronden had gesteld dat de vorderingen als fraudevorderingen moesten worden gekwalificeerd, waardoor de termijn voor kwijtschelding op vijf jaar werd gesteld. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat het college ten onrechte de vorderingen als fraudevorderingen heeft gekwalificeerd, maar de Raad heeft dit verweer verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenplicht door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen voor de mogelijkheid tot kwijtschelding van terugvorderingen.