Uitspraak
22.1432 WIA
29 maart 2022, 21/1274 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld met hart- en longklachten. Appellant, die als taxichauffeur werkte, had in 2018 een aanvraag ingediend op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde op 28 januari 2021 dat appellant belastbaar was conform de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van die datum. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingediend die de conclusies van de verzekeringsarts in twijfel trekken. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig te werk was gegaan en dat de rapporten voldoende objectieve gegevens bevatten. Appellant had aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er geen onafhankelijk deskundige was ingeschakeld, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de verzekeringsarts de richtlijnen van het Verzekeringsgeneeskundig protocol had gevolgd en dat de FML voldoende recht deed aan de klachten van appellant. De Raad bevestigde dat appellant, uitgaande van de vastgestelde belastbaarheid, geschikt werd geacht voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen.