Uitspraak
21 2643 ZW
3 juni 2021, 20/2725 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had het beroep van betrokkene, die in dienst was bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, gegrond verklaard. Betrokkene had zich ziekgemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene 59,17% was, maar betrokkene was het niet eens met de vastgestelde eerste ziektedag en de maatmanomvang van 18 uur per week. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, omdat de maatmanomvang onjuist was vastgesteld.
In het hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak geoordeeld dat de maatmanomvang niet van invloed is op de hoogte van de ZW-uitkering. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene tegen het besluit van het Uwv ongegrond. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om inhoudelijk in te gaan op de maatmanurenomvang, aangezien betrokkene inmiddels hersteld was verklaard en geen uitkering op grond van de Wet WIA had aangevraagd. De uitspraak werd gedaan op 21 juni 2023.