ECLI:NL:CRVB:2023:1116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over recht op Ziektewet-uitkering na zwangerschap
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar recht op een Ziektewet-uitkering met ingang van 17 april 2018 heeft beëindigd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar in een later besluit van 6 november 2018 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 8 juni 2021 is de zaak behandeld, waarbij de Raad een deskundige heeft benoemd om de medische situatie van appellante te beoordelen. De deskundige heeft in haar rapporten geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid van appellante gerelateerd is aan haar zwangerschap en bevalling.
Op 16 februari 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van appellante alsnog gegrond is verklaard. Dit betekent dat appellante per 17 april 2018 recht heeft op een ZW-uitkering. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat appellante met de gewijzigde beslissing heeft bereikt wat zij wilde. Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met negen maanden is overschreden en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan appellante.
Verder is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 13.095,05, en de Staat is ook veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 418,50 in verband met het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2023.