ECLI:NL:CRVB:2023:1086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1972 en met de Nederlandse nationaliteit, heeft in 2016 met haar gezin in Engeland gewoond, maar is na het vertrek van haar partner teruggekeerd naar Nederland. Op 29 november 2019 heeft zij een aanvraag ingediend voor opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante in staat zou zijn om zich zelfstandig in de samenleving te handhaven.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat appellante niet tot de doelgroep van de Wmo 2015 behoort. De rechtbank stelde vast dat appellante, ondanks het ontbreken van zelfstandige woonruimte en een bijstandsuitkering, in staat was om zelf onderdak te regelen en haar kinderen naar school te sturen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij zich kan handhaven in de samenleving.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellante niet heeft aangetoond dat het oordeel van de rechtbank onjuist is. Het hoger beroep is afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.