ECLI:NL:CRVB:2022:989
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van bijschrijvingen en kasstortingen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 29 juni 2018 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond verklaard. Het college had besloten om de bijstand van appellante te herzien en een bedrag van € 1.069,59 terug te vorderen, omdat appellante bijschrijvingen van derden en stortingen op haar bankrekening niet had gemeld. Appellante stelde dat deze bedragen niet als inkomen moesten worden aangemerkt, omdat ze deels bedoeld waren voor haar levensonderhoud en deels terugbetalingen betroffen van eerder geleende bedragen aan haar nicht.
De Raad heeft appellante in de gelegenheid gesteld om haar gronden toe te lichten en bewijs te leveren, maar zij heeft geen gebruik gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord. Hierdoor bleef onduidelijk welke bijschrijvingen en stortingen volgens appellante niet als inkomen konden worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de bijschrijvingen en stortingen niet als inkomen konden worden aangemerkt. Ook haar stelling dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, werd niet onderbouwd. De Raad bevestigde daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.