ECLI:NL:CRVB:2022:963
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatieactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlaging van de WW-uitkering van appellant door het Uwv. Appellant had in de periode van 8 augustus tot en met 4 september 2017 onvoldoende sollicitatieactiviteiten verricht, wat leidde tot een verlaging van zijn uitkering met 15% gedurende vier maanden. Het Uwv heeft toegelicht dat er in deze periode geen medische beletselen waren om te solliciteren. Appellant had eerder een auto-ongeval gehad en was op 6 september 2017 ziek gemeld, maar het Uwv concludeerde dat hij in staat was om te solliciteren.
De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van medische gegevens had vastgesteld dat appellant benutbare mogelijkheden had en in staat was om werk te aanvaarden. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat hij door medische klachten niet kon solliciteren en dat het Uwv een verkeerde toetsingsmaatstaf had aangelegd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het Uwv terecht de WW-uitkering had verlaagd. De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat hij in de relevante periode niet in staat was om aan zijn sollicitatieverplichtingen te voldoen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.