In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, die als verkoopmedewerkster werkte, had zich op 2 januari 2017 ziek gemeld na een auto-ongeval. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar ZW-uitkering per 2 januari 2018, omdat zij meer dan 65% arbeidsgeschikt werd geacht. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat het medisch onderzoek van het Uwv onvoldoende zorgvuldig was geweest, met name op psychisch vlak. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad een onafhankelijke deskundige, psychiater I.S. Hernandez-Dwarskasing, benoemd om de situatie van appellante te beoordelen. De deskundige concludeerde dat appellante PTSS had en dat er meer beperkingen waren dan eerder vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Desondanks oordeelde de Raad dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante op 1 januari 2018 meer dan 65% arbeidsgeschikt was. De aanpassing van de FML door de verzekeringsarts bezwaar en beroep werd als juist aangemerkt, en de geselecteerde functies bleven geschikt voor appellante.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld. De totale kosten voor rechtsbijstand werden begroot op € 3.415,50, en het Uwv moest ook het griffierecht van € 174,- vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van deskundigen in het proces.