ECLI:NL:CRVB:2022:958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante recht heeft op een IVA-uitkering op basis van de Wet WIA. Appellante is volledig arbeidsongeschikt, maar de discussie draait om de duurzaamheid van deze arbeidsongeschiktheid op de beoordelingsdatum van 20 december 2016. De rechtbank heeft de conclusies van de ingeschakelde deskundige gevolgd, die oordeelde dat er op de beoordelingsdatum een meer dan geringe kans op herstel bestond. De Raad heeft vastgesteld dat de deskundige de aandoeningen van appellante serieus heeft genomen en dat de medische beoordeling toereikend was gemotiveerd. De Raad heeft geen reden gezien om een andere onafhankelijke deskundige in te schakelen, en heeft de situatie in een eerdere uitspraak van 19 november 2018 als niet vergelijkbaar beoordeeld. Het Uwv heeft op goede gronden geconcludeerd dat er op de beoordelingsdatum geen situatie bestond die recht gaf op een IVA-uitkering. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.