ECLI:NL:CRVB:2022:95

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
19/5075 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergoeding medische kosten gemaakt in Dubai door een in Zwitserland wonende appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, die sinds 2011 in Zwitserland woont en een ouderdomspensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet, had medische kosten gemaakt tijdens een vakantie in Dubai in eind 2017. Deze kosten, ter hoogte van € 85,-, werden door haar gedeclareerd bij het CAK, maar het CAK weigerde de vergoeding op basis van het argument dat zij niet bevoegd was om kosten voor medische zorg buiten de EU te vergoeden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft appellante aangegeven dat de medische kosten inmiddels door het Zwitserse orgaan Gemeinsamen Einrichtung KVG zijn vergoed, naar aanleiding van een uitspraak van het Bundesgericht Luzern. De Raad moest nu beoordelen of appellante nog procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, nu de kosten al vergoed waren. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van voldoende procesbelang, omdat het doel van de procedure, de vergoeding van de medische kosten, al was bereikt. De hypothetische mogelijkheid dat een uitspraak van de Raad in de toekomst zou kunnen helpen bij het afsluiten van een reisverzekering in Nederland, werd niet als voldoende procesbelang beschouwd.

Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E.E.V. Lenos als voorzitter en M.A.H. van Dalen-van Bekkum en F.J.L. Pennings als leden, in aanwezigheid van griffier M.E. van Donk. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 januari 2022.

Uitspraak

19.5075 ZVW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2019, 18/5839 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Zwitserland (appellante)

CAK

Datum uitspraak: 13 januari 2022
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [V.] hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken in het geding gebracht.
Partijen hebben vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2021. Appellante heeft zich daarbij laten vertegenwoordigen door [V.] die via een videoverbinding heeft deelgenomen aan de zitting. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman en mr. R.G. van der Wissel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont sinds 2011 in Zwitserland en ontvangt een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. Appellante heeft op grond van artikel 69, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in verbinding met artikel 24 van Verordening (EG)
nr. 883/2004 als verdragsgerechtigde recht op zorg in Zwitserland voor rekening van Nederland. Eind 2017 heeft appellante tijdens haar vakantie in Dubai medisch noodzakelijke kosten gemaakt van omgerekend € 85,-. Deze kosten heeft appellante bij CAK gedeclareerd.
1.2.
In het besluit van 17 april 2018 heeft CAK de gevraagde vergoeding van de in Dubai gemaakte kosten voor medische zorg afgewezen. Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 april 2018 heeft CAK in het besluit van 20 juli 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. CAK acht zich niet bevoegd om de declaratie van de kosten voor medische zorg die zijn gemaakt in een land buiten de Europese Unie in behandeling te nemen. Ook bestaat geen recht op verstrekkingen op grond van de Zvw, omdat appellante niet voor die wet verzekerd is.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft zich uitgebreid gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellante vloeit uit het Europese recht voort dat Nederland als pensioenland de in Dubai door haar gemaakte medische kosten dient te vergoeden.
3.2.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft appellante naar aanleiding van vragen van de Raad laten weten dat de medische kosten die zij in Dubai heeft gemaakt inmiddels door het Zwitserse orgaan Gemeinsamen Einrichtung KVG zijn vergoed. Dit is gebeurd naar aanleiding van een uitspraak van het Bundesgericht Luzern van 18 februari 2020, gedaan in een door appellante in Zwitserland gevoerde procedure om vergoeding van die medische kosten te verkrijgen.
3.3.
Ter zitting van de Raad heeft appellante te kennen gegeven nog steeds procesbelang te hebben bij een oordeel van de Raad. Als de Raad CAK zou aanwijzen als bevoegd orgaan om de gemaakte medische kosten in Dubai te vergoeden, zou het voor haar in de toekomst mogelijk makkelijker zijn een reisverzekering in Nederland af te sluiten. Appellante heeft ook ernstige twijfels of het Bundesgericht Luzern het Europese recht wel juist heeft geïnterpreteerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad ziet zich gelet op de ontwikkelingen in deze zaak geplaatst voor de vraag of appellante voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Volgens vaste rechtspraak is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren daarvan voor die indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 2 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2098).
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het doel dat met deze procedure werd nagestreefd, de vergoeding van de in Dubai gemaakte medische kosten, feitelijk is bereikt. Hiermee is het belang van appellante bij een beoordeling van het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak in beginsel vervallen. Een uitspraak van de Raad in de door appellante gewenste zin, kan in dit geding ook feitelijk voor haar geen betekenis meer hebben, omdat haar medische kosten al zijn vergoed. Het belang dat appellante bij een dergelijke uitspraak meent te hebben voor een mogelijk in de toekomst af te sluiten overeenkomst met een Nederlandse reisverzekeraar, is zuiver hypothetisch en is geen procesbelang als in 4.1 bedoeld. Een dergelijke in de privaatrechtelijke sfeer af te sluiten reisverzekeringsovereenkomst valt ook overigens buiten de reikwijdte van deze procedure. Door appellante is niet gesteld dat zij schade heeft geleden door het bestreden besluit, zodat ook op die grond geen sprake is van procesbelang.
4.3.
Nu er geen sprake is van procesbelang wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en M.A.H. van Dalen-van Bekkum en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2022.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) M.E. van Donk