In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellante door het Uwv. Appellante had haar aanvraag om een WIA-uitkering ingediend, maar deze was afgewezen op de grond dat zij per 5 augustus 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad moest beoordelen of het medisch onderzoek door het Uwv met de vereiste zorgvuldigheid was verricht. Het bleek dat appellante niet was onderzocht door een geregistreerde verzekeringsarts, maar door een arts van het Uwv, en dat het contact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep via beeldbellen had plaatsgevonden. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet met de vereiste zorgvuldigheid was uitgevoerd, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende had gemotiveerd waarom een fysiek spreekuurcontact niet nodig was. Hierdoor was het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd, wat leidde tot de vernietiging van het besluit van het Uwv. De Raad gaf het Uwv de opdracht om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen en de klachten van appellante nader te onderzoeken, met inachtneming van de overwegingen van de Raad. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het medisch onderzoek bij aanvragen voor WIA-uitkeringen.