ECLI:NL:CRVB:2022:94
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door CIZ
In deze zaak heeft het CIZ hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend, maar het CIZ heeft op 30 september 2021 het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene heeft vervolgens verzocht om CIZ te veroordelen in de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep. CIZ stelde dat er geen proceskostenveroordeling moest plaatsvinden omdat de intrekking van het hoger beroep volgde op eerdere uitspraken van de Raad. De Raad oordeelt echter dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de regel van proceskostenveroordeling rechtvaardigen. Daarom wordt CIZ veroordeeld in de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken, begroot op € 759,- voor rechtsbijstand. Betrokkene's verzoek om vergoeding van de eigen bijdrage voor de verleende toevoeging wordt afgewezen, omdat dit niet in aanmerking komt voor vergoeding. De Raad kent wel de reiskosten van € 17,40 toe, die CIZ heeft toegestemd te vergoeden. De uiteindelijke beslissing is dat CIZ de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 776,40 vergoedt.