Uitspraak
21.1688 ANW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante recht heeft op een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, die in Marokko woont, heeft een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar echtgenoot in 2019. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, aangezien hij niet in Nederland woonde of werkte en ook niet vrijwillig verzekerd was.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar echtgenoot verzekerd was toen hij in Nederland woonde en dat zij zelf geen inkomsten heeft en ziek is. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestaat, omdat de echtgenoot op het moment van overlijden niet voldeed aan de verzekeringsvoorwaarden van de ANW. Dit is bevestigd door gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale, waaruit blijkt dat hij ook niet verzekerd was onder de Marokkaanse wetgeving.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.