ECLI:NL:CRVB:2022:851

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
21/1688 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op nabestaandenuitkering ANW bij overlijden echtgenoot zonder verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante recht heeft op een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, die in Marokko woont, heeft een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar echtgenoot in 2019. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, aangezien hij niet in Nederland woonde of werkte en ook niet vrijwillig verzekerd was.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar echtgenoot verzekerd was toen hij in Nederland woonde en dat zij zelf geen inkomsten heeft en ziek is. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestaat, omdat de echtgenoot op het moment van overlijden niet voldeed aan de verzekeringsvoorwaarden van de ANW. Dit is bevestigd door gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale, waaruit blijkt dat hij ook niet verzekerd was onder de Marokkaanse wetgeving.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

21.1688 ANW

Datum uitspraak: 7 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2021, 20/5055 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1962, woont in Marokko. Haar echtgenoot is in Marokko overleden op [datum in] 2019. Hij ontving ten tijde van zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd
.
1.2.
Bij besluit van 20 maart 2020 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, omdat hij niet in Nederland woonde of werkte en evenmin vrijwillig verzekerd was voor de ANW. Ook op grond van het Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen Nederland en Marokko kan appellante geen aanspraak maken op een nabestaandenuitkering. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 31 juli 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht op grond van de ANW.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij aanspraak heeft op een nabestaandenuitkering omdat haar echtgenoot verzekerd is geweest toen hij in Nederland woonde, zij geen inkomsten heeft en te ziek is om te kunnen werken.
3.2.
De Svb heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet meer in Nederland woonde of werkte. Hij was daarom op dat moment niet verzekerd op grond van artikel 13 van de ANW.
4.3.
Verder is niet in geschil dat de echtgenoot ten tijde van het overlijden niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW, als bedoeld in artikel 63 en 63a van de ANW.
4.4.
Op grond van gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat vast dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in samenhang met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2022.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) B.H.B. Verheul
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par A. van Gijzen en présence de B.H.B. Verheul en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 7 avril 2022.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion d’assuré.