ECLI:NL:CRVB:2022:802

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
20/3000 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandartskosten en beoordeling van buitenwettelijk begunstigend beleid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een ouderdomspensioen ontvangt, had bijzondere bijstand aangevraagd voor tandheelkundige kosten. Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek had de aanvraag gedeeltelijk toegewezen, maar een deel van de kosten afgewezen, met inachtneming van een drempelbedrag van € 250,-. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur het beleid van bijzondere bijstand op consistente wijze heeft toegepast. Dit beleid, dat als buitenwettelijk begunstigend wordt gekwalificeerd, houdt in dat bij meerdere eigen bijdragen voor zorgkosten boven een bepaald bedrag, bijzondere bijstand kan worden verstrekt. De Raad oordeelde dat de appellant niet in aanmerking kwam voor de extra bijstand, omdat de Zorgverzekeringswet als een toereikende voorliggende voorziening wordt beschouwd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat het beleid van het dagelijks bestuur correct was toegepast en dat de appellant niet in aanmerking kwam voor de gevraagde bijstand.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Participatiewet en de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verstrekt. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.3000 PW

Datum uitspraak: 30 maart 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2020, 19/8108 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2022. Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door M.A. Haji.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en een pensioenuitkering uit Duitsland. Op 23 mei 2019 heeft appellant bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) aangevraagd voor de kosten van tandheelkundige zorg tot een bedrag van € 1.059,07.
1.2.
Bij besluit van 25 juli 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 november 2019 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur appellant bijzondere bijstand tot een bedrag van € 304,99 toegewezen en de aanvraag voor de resterende kosten afgewezen. Bij e-mail van 28 november 2019 heeft het dagelijks bestuur het bestreden besluit gecorrigeerd en het bedrag van de bijzondere bijstand met € 500,- verhoogd tot € 804,99. Hierbij heeft het dagelijks bestuur rekening gehouden met een draagkracht van appellant van € 4,08 per maand, een in aftrek te brengen vergoeding van de zorgverzekeraar van € 500,- als voorliggende voorziening en een drempelbedrag wat betreft zorgkosten van € 250,-.
2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zoals ter zitting nader toegelicht heeft hij aangevoerd dat hij als gevolg van jaarlijks terugkerende medische kosten telkens het drempelbedrag van € 250,- moet betalen. Het beleid van het dagelijks bestuur is volgens appellant op dat punt onredelijk.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de PW heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de PW bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
4.3.
Mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, is de Zorgverzekeringswet in beginsel een toereikende en passende voorliggende voorziening voor de kosten van een tandheelkundige behandeling. Dit is vaste rechtspraak (uitspraak van 17 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK4230). Dit is ook zo als de gemaakte kosten ‒ zoals ook in het geval van appellant ‒ niet of niet volledig door de voorliggende voorziening worden vergoed (vergelijk de uitspraak van 20 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:814).
4.4.
Het dagelijks bestuur voerde ten tijde van belang op grond van artikel 12 van de Uitvoeringsregels bijzondere bijstand het beleid dat als sprake is van meerdere eigen bijdragen zorgkosten (niet zijnde het eigen risico vanuit de basisverzekering) binnen één kalenderjaar boven een bedrag van € 250,- per persoon (of € 400,- voor een echtpaar), bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor het meerdere boven de € 250,- respectievelijk
€ 400,-. De rechtbank heeft dit beleid terecht gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9166) wordt een dergelijk beleid als gegeven aanvaard en dient de door de bestuursrechter te verrichten toetsing zich te beperken tot de vraag of het beleid op consistente wijze is toegepast. Dat is hier het geval, nu het dagelijks bestuur overeenkomstig het beleid bij de berekening van de te verstrekken bijstand € 250,- in mindering heeft gebracht, zijnde het drempelbedrag dat op grond van het beleid voor eigen rekening van de betrokkene dient te blijven. Ter zitting van de Raad heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat rekening wordt gehouden met cumulatie van zorgkosten, omdat de kosten voor zover deze meer dan € 250,- bedragen voor vergoeding op grond van de bijzondere bijstand in aanmerking komen.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van R.I.S. van Haaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2022.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) R.I.S. van Haaren