ECLI:NL:CRVB:2022:756
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van op geld waardeerbare activiteiten en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 23 december 1997 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). De zaak is ontstaan na een melding aan de sociale recherche van de gemeente Haarlem, waarin werd gesuggereerd dat appellant, die een uitkering ontvangt, optredens als zanger verzorgt en andere op geld waardeerbare activiteiten verricht. Na onderzoek door de sociale recherche heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem besloten om de bijstand van appellant gedeeltelijk in te trekken en terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door niet te melden dat hij inkomsten genereerde uit zijn optredens.
De Raad heeft vastgesteld dat de optredens van appellant als zanger inderdaad als op geld waardeerbare activiteiten moeten worden aangemerkt. De maandelijkse bijschrijvingen van € 50,- van zijn zus werden ook als inkomsten beschouwd, die in mindering moesten worden gebracht op de bijstand. Appellant voerde aan dat hij de optredens als hobby beschouwde en geen inkomsten ontving, maar de Raad oordeelde dat het niet relevant is of appellant daadwerkelijk inkomsten ontving; het gaat erom of hij redelijkerwijs inkomsten had kunnen genereren.
De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij recht had op volledige bijstand en dat het college terecht de bijstand had herzien en teruggevorderd. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan.