Uitspraak
21.2177 AKW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zijn recht op kinderbijslag betwistte. De appellant, met de Marokkaanse nationaliteit, ontving eerder een uitkering op basis van de WAO en later AOW. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft zijn recht op kinderbijslag met ingang van het eerste kwartaal van 2015 ingetrokken, omdat hij volgens de Svb niet in Nederland woont en geen duurzame persoonlijke band met Nederland heeft. De appellant heeft verklaard dat hij zich in gesprekken met de Svb niet gehoord voelde en dat hij onder druk dingen heeft gezegd die hij niet bedoelde. Echter, de Raad oordeelt dat de appellant voldoende Nederlands spreekt en begrijpt om de gesprekken te voeren en dat hij gehouden kan worden aan zijn eerdere verklaringen. De Raad concludeert dat de appellant, ondanks zijn inschrijving in Nederland en het ontvangen van AOW, voornamelijk in Marokko verblijft en daar zijn gezin heeft. De Raad bevestigt dat er geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland bestaat, en dat de intrekking van de kinderbijslag door de Svb op goede gronden is gebeurd. Het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.