ECLI:NL:CRVB:2022:670
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante en beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering
In deze zaak is in hoger beroep aan de orde of het Uwv de beperkingen van appellante correct heeft weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 februari 2018 en of de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering per 26 augustus 2019 terecht is. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich op 18 november 2014 ziek gemeld met diverse lichamelijke klachten. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, werd vastgesteld dat appellante niet meer geschikt was voor haar eigen werk en recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering. Later werd deze uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering, maar het Uwv beëindigde deze uitkering op basis van een gewijzigde beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, die nu minder dan 35% bleek te zijn.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere standpunten herhaald, maar de Raad oordeelt dat er geen nieuwe argumenten zijn aangedragen die de eerdere beslissing kunnen ondermijnen. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.