ECLI:NL:CRVB:2022:630
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over arbeidsvermogen van appellante met familiaire mediterrane koorts (FMF) en de afwijzing van Wajong-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uwv. Appellante, geboren op [geboortedatum] 1998, heeft op 19 september 2017 een aanvraag ingediend, waarbij zij aangaf te lijden aan heftige buik- en rugklachten, die zij toeschrijft aan het syndroom van Tietze. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat zij arbeidsvermogen heeft. In hoger beroep is de vraag aan de orde of appellante op de dag dat zij achttien jaar werd, arbeidsvermogen had, met name of zij ten minste vier uur per dag belastbaar was.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante lijdt aan familiaire mediterrane koorts (FMF) en dat zij gemiddeld eens per maand een aanval heeft, waardoor zij enkele dagen niet belastbaar is. De Raad oordeelt dat de rug- en buikklachten die appellante op andere dagen ervaart, niet automatisch leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad volgt het Uwv in zijn standpunt dat appellante, met uitzondering van de dagen waarop zij een aanval heeft, ten minste vier uur per dag belastbaar is. De Raad heeft ook geoordeeld dat het aanvankelijke motiveringsgebrek aan het bestreden besluit is hersteld met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.795,- bedragen. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2022.