ECLI:NL:CRVB:2022:598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid als veiligheidscoördinator
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant, die werkzaam was als veiligheidscoördinator. Appellant had zich op 9 juli 2018 ziek gemeld met psychische klachten en ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een medisch onderzoek door verzekeringsartsen, werd vastgesteld dat appellant per 1 december 2018 niet meer recht had op ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellant tegen deze beslissing ongegrond.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank de conclusies van de door haar ingeschakelde deskundige, I.S. Hernandez-Dwarkasing, als doorslaggevend beschouwde. Deze deskundige concludeerde dat appellant op de datum in geding in staat was om zijn eigen werk te verrichten, ondanks de geconstateerde aanpassingsstoornis. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de deskundige onzorgvuldig had gehandeld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn behandelend psycholoog.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de deskundige op basis van eigen onderzoek en beschikbare medische gegevens tot een goed onderbouwd oordeel was gekomen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van deskundigen in het proces.