ECLI:NL:CRVB:2022:585
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van beëindiging ZW-uitkering zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om terug te komen van het besluit van 18 maart 2016, waarin zijn ZW-uitkering werd beëindigd. Appellant, die zich per 8 april 2015 ziek had gemeld, had verzocht om herbeoordeling van de beëindiging van zijn uitkering, maar het Uwv had dit verzoek afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de eerdere beslissing van het Uwv zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank had vastgesteld dat de door appellant ingediende stukken, waaronder medische informatie, niet nieuw waren of niet relevant voor de beoordeling van zijn situatie. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen van het eerdere besluit, en dat het bestreden besluit niet evident onredelijk was.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeert dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om de eerdere besluiten te herzien, en dat de procedure correct is gevolgd door het Uwv en de rechtbank.