ECLI:NL:CRVB:2022:583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld op 42,52% door het Uwv. Appellant, die zich ziek had gemeld op 27 december 2016, had een aanvraag ingediend op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om de medische beoordeling te betwisten. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat hij niet voldeed aan de opleidingseisen voor de geselecteerde functies, maar de Raad oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die de beoordeling van het Uwv in twijfel trok. De Raad concludeerde dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellant correct had vastgesteld en dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren. De uitspraak werd gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier.