ECLI:NL:CRVB:2022:542

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
21/2376 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van niet overeenstemmende optredens als DJ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juni 2021. De zaak betreft de intrekking van bijstand per 1 januari 2019 en de terugvordering van bijstandsuitkeringen tot een bedrag van € 14.968,93. Het college van burgemeester en wethouders van Vught heeft de bijstand ingetrokken omdat de appellant, die als DJ werkzaam is, op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht in verschillende steden, waaronder Amsterdam en Stuttgart. De appellant heeft een overzicht van zijn optredens verstrekt, maar dit overzicht stemt niet overeen met de data van optredens zoals die blijken uit flyers, foto’s en filmpjes. Bovendien heeft de appellant geen inzicht gegeven in de omvang van zijn werkzaamheden en de duur van zijn verblijf in het buitenland.

De rechtbank heeft de besluitvorming van het college in stand gelaten, en de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om het recht op bijstand schattenderwijs vast te stellen. De Raad benadrukt dat de optredens die de appellant heeft opgegeven niet overeenstemmen met de door het college geconstateerde optredens. De appellant heeft geen onderbouwing geleverd voor zijn stelling dat een deel van de optredens niet heeft plaatsgevonden. Zelfs als er wordt uitgegaan van een cumulatie van de optredens, blijft het onduidelijk welke inkomsten de appellant heeft genoten.

De Raad wijst erop dat de vergoedingen voor DJ-optredens sterk kunnen variëren en dat er geen duidelijkheid is over de vergoedingen die de appellant heeft ontvangen. Het door de appellant overgelegde overzicht biedt onvoldoende aanknopingspunten, omdat het uitgaat van een gemiddeld inkomen van een DJ zonder rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de appellant. De Raad concludeert dat de gronden van de appellant niet slagen en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

21.2376 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juni 2021, 20/2834 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Vught (college)
Datum uitspraak: 8 maart 2022
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: B. van Dijk
Appellant heeft via videobellen aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door mr. E. Schriemer. Het college heeft zich, eveneens via videobellen, laten vertegenwoordigen door M. van Galen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de intrekking van bijstand per 1 januari 2019 en een terugvordering van gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 14.968,93. Het college heeft de bijstand ingetrokken omdat appellant als DJ op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht in verschillende steden, waaronder Amsterdam, Stuttgart, Berlijn, Hamburg, Wenen, Antwerpen, Zurich en Oslo. Omdat het door appellant desgevraagd verstrekte overzicht niet overeenstemt met de data van optredens zoals die blijken uit flyers, foto’s en filmpjes, appellant ook op de radio DJ optredens heeft verricht, hij geen inzicht heeft geboden in de omvang daarvan en hij verder ook geen duidelijkheid heeft gegeven over de duur van zijn verblijf in het buitenland, kan het recht op bijstand volgens het college niet worden vastgesteld. De rechtbank heeft die besluitvorming in stand gelaten.
Het gaat in deze zaak uitsluitend om de vraag of het recht op bijstand schattenderwijs kan worden vastgesteld. De Raad is van oordeel dat daartoe onvoldoende aanknopingspunten bestaan. Daarbij is van belang dat de optredens die appellant heeft opgegeven en de door het college geconstateerde optredens niet met elkaar overeenstemmen. Appellant stelt dat een deel van deze optredens niet heeft plaatsgevonden, maar daarvoor heeft hij geen enkele onderbouwing geleverd. Ook indien wordt uitgegaan van een cumulatie van de optredens, dan nog kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld omdat niet duidelijk is welke inkomsten appellant in verband met deze optredens heeft genoten. De vergoedingen die DJ’s ontvangen voor hun werkzaamheden lopen enorm uiteen en geen enkel inzicht bestaat in de vergoedingen die appellant voor zijn optredens heeft ontvangen of heeft kunnen bedingen. Het door appellant kort voor de zitting overgelegde overzicht van erieri.com biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten, nu daarin wordt uitgegaan van een gemiddeld inkomen van een DJ. Het overzicht biedt geen duidelijkheid over de door appellant genoten inkomsten. Bovendien worden in dat overzicht naast het uurloon van € 25,-, bonussen van gemiddeld € 1.154,- genoemd. De Raad ziet geen aanleiding om in het geval van appellant, die door een professioneel bureau wordt bemiddeld en vele optredens in het buitenland heeft verricht, uit te gaan van een beginnende DJ die gemiddeld € 25,-, of € 100,- per uur zou verdienen. De door appellant genoemde zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 17 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1185, en waarin werd uitgegaan van een uurloon van € 163,-, is niet vergelijkbaar met deze zaak. In die zaak was niet in geschil dat sprake was van een beginnende DJ die slechts drie keer een optreden van korte duur had gegeven en is bovendien aangesloten bij een door het college gemaakte schatting.
Dit betekent dat de gronden niet slagen. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B. van Dijk (getekend) P.W. van Straalen