ECLI:NL:CRVB:2018:1185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstandsverlening na melding van werkzaamheden als dj
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede, waarbij haar bijstand is herzien en teruggevorderd. Appellante ontvangt sinds 2 november 2010 bijstand op basis van de Participatiewet. Begin 2016 ontving het college een anonieme melding dat appellante als dj werkzaam zou zijn. Hierop heeft een handhavingsmedewerker een onderzoek ingesteld. Tijdens een gesprek op 18 februari 2016 verklaarde appellante dat ze als dj had opgetreden, maar dat dit slechts een hobby was en dat ze hiervoor geen vergoeding had ontvangen. Het college concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door deze werkzaamheden niet te melden, wat leidde tot de herziening van haar bijstand over de periode van 1 januari 2016 tot en met 29 februari 2016 en een terugvordering van € 1.848,12.
De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar optredens niet op geld waardeerbaar waren en dat het college haar inkomsten niet correct had geschat. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de optredens van appellante, ondanks dat ze kort waren en ze geen directe beloning ontving, wel degelijk een op geld waardeerbare activiteit vormden. De Raad stelt vast dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar optredens van belang waren voor haar recht op bijstand. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het besluit van het college, herroept het besluit van 16 maart 2016 en stelt vast dat appellante recht heeft op bijstand, met een terugvordering van in totaal € 489,- voor de maanden januari en februari 2016. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.