ECLI:NL:CRVB:2022:54
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 19 mei 2014 ziekmeldde, had een ZW-uitkering ontvangen die op 26 maart 2016 werd beëindigd omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Appellant voerde aan dat zijn psychische en lichamelijke klachten op de datum in geding waren onderschat en dat er sprake was van verergering van zijn klachten. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad bevestigde dat de belastbaarheid van appellant op de datum in geding vergelijkbaar was met die van 26 maart 2016, en dat hij geschikt was voor ten minste één van de geselecteerde functies. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.