ECLI:NL:CRVB:2022:492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen van appellant in het kader van Wajong-uitkering
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het arbeidsvermogen van appellant, die sinds 2008 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ontvangt. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het geschil betreft de vraag of appellant op 1 januari 2018 arbeidsvermogen had, waarbij de nadruk ligt op de voorwaarden dat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een uur en niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. De Raad heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundigen hebben aangetoond dat appellant over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is om ten minste één uur aaneengesloten te werken. Echter, er ontstond twijfel over de belastbaarheid van appellant voor vier uur per dag, wat leidde tot de benoeming van een onafhankelijke deskundige. Deze deskundige concludeerde dat appellant, ondanks zijn medische klachten, in staat is om fysiek licht werk te verrichten voor maximaal vier uur per dag. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht heeft gesteld dat appellant beschikt over arbeidsvermogen en bevestigde de verlaging van de Wajong-uitkering naar 70% van het minimumloon per 1 januari 2018. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd.