Uitspraak
19 3705 WIA-R
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
19.3705 WIA-R
R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2022.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante had verzocht om rectificatie van de uitspraak van 11 november 2021, waarin een onjuist bedrag aan proceskosten was vastgesteld. De gemachtigde van appellante, mr. J.G. Burgers, heeft op 23 november 2021 de Raad verzocht om deze rectificatie. De Raad constateerde dat in de eerdere uitspraak slechts één procespunt was toegekend, terwijl er in werkelijkheid twee proceshandelingen waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen: het indienen van het hoger beroepschrift en het bijwonen van een zitting op 18 december 2020.
De Raad heeft partijen op 12 januari 2022 geïnformeerd over het voornemen tot rectificatie en hen de gelegenheid gegeven om binnen twee weken schriftelijk te reageren. Aangezien er van beide partijen geen reactie is ontvangen, heeft de Raad besloten om de uitspraak te rectificeren. De wijziging betreft met name de vierde overweging van de eerdere uitspraak, waarin nu is vastgesteld dat het Uwv moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De kosten zijn begroot op € 1.496,- voor verleende rechtsbijstand.
De nieuwe beslissing van de Raad houdt in dat het Uwv wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade en de proceskosten van appellante. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.