ECLI:NL:CRVB:2022:459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid voor de functie medewerker tuinbouw na arbeidsongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant had zich ziekgemeld na een arbeidsongeval in 2015 en ontving aanvankelijk een ZW-uitkering van het Uwv. Na een beoordeling in 2017 concludeerde het Uwv dat appellant weer in staat was om te werken, met uitzondering van zijn oude functie als orderpicker, maar wel geschikt voor andere functies, waaronder die van medewerker tuinbouw. Appellant was het niet eens met deze conclusie en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep werd deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht had geconcludeerd dat de functie van medewerker tuinbouw geschikt was voor appellant. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde daaraan toe dat de functie fysiek niet zwaar was en dat de klachten van appellant niet voldoende onderbouwd waren om te concluderen dat hij ongeschikt was voor deze functie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af.