ECLI:NL:CRVB:2022:449

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
20/1686 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Heijden, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 14 oktober 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 5 november 2021 heeft mr. K.F.A. van Ham, als opvolgend gemachtigde van appellant, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de vordering van appellant.

De Centrale Raad van Beroep heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, omdat partijen hiermee instemden. De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep, die in totaal zijn begroot op € 11.714,15.

Daarnaast is het verzoek van appellant om vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. De Raad heeft verwezen naar een eerdere uitspraak voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 februari 2022 door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van griffier R. van der Heide.

Uitspraak

20 1686 WIA

Datum uitspraak: 24 februari 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 april 2020, 19/4837 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.A. van der Heijden hoger beroep ingesteld.
Mr. K.F.A. van Ham heeft zich gesteld als opvolgend gemachtigde van appellant.
Het Uwv heeft op 14 oktober 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij faxbericht van 5 november 2021 heeft mr. Van Ham namens appellant het hoger beroep ingetrokken en aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en in de door hem geleden schade, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
Het Uwv is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Het Uwv heeft hierop te kennen gegeven zich te kunnen vinden in het door appellant gevorderde.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 14 oktober 2021 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op in bezwaar, €1.082,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, waarde 1 punt = € 541,-), in beroep € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, waarde 1 punt = € 759,-) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Ook komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken voor het inschakelen van deskundigen. Verzocht is om vergoeding van een achttal facturen van [Naam B.V.] B.V. en [medisch centrum] tot een totaalbedrag van
€ 8.328,83.
De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, komen tot een bedrag van € 26,32 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking.
Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 11.714,15.
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 11.714,15.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van R. van der Heide als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2022.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) R. van der Heide