ECLI:NL:CRVB:2022:449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Heijden, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 14 oktober 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 5 november 2021 heeft mr. K.F.A. van Ham, als opvolgend gemachtigde van appellant, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de vordering van appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, omdat partijen hiermee instemden. De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep, die in totaal zijn begroot op € 11.714,15.
Daarnaast is het verzoek van appellant om vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. De Raad heeft verwezen naar een eerdere uitspraak voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 februari 2022 door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van griffier R. van der Heide.