ECLI:NL:CRVB:2022:446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vraag van bevoegdheid Uwv voor verstrekking vervoersvoorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant had de vraag aan de Raad voorgelegd of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) het bevoegde bestuursorgaan is om hem met ingang van 1 maart 2016 een vervoersvoorziening te verstrekken. Appellant stelde dat deze verantwoordelijkheid bij zijn werkgever ligt in het kader van diens re-integratieverplichting. Tijdens de zitting op 13 januari 2022 werd vastgesteld dat appellant sinds 1 maart 2016 niet meer op de werkplek in Den Haag heeft gewerkt en geen gebruik heeft gemaakt van de door het Uwv toegekende vervoersvoorziening. De Raad oordeelde dat appellant geen procesbelang meer had, aangezien hij geen kosten voor woon-werkverkeer maakte en zijn salaris volledig was doorbetaald. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het rechtsmiddel niet bedoeld is voor louter principiële kwesties. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.