Uitspraak
19 4773 PW, 19/4775 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
€ 1.190,- is evenredig aan de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de overige over appellant gebleken omstandigheden. Vaststaat dat de boete volledig is afgelost.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellant, die sinds 1 december 2016 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk heeft de bijstand van appellant met ingang van 21 juni 2017 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden zou hebben verricht zonder dit te melden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant regelmatig aanwezig was op werkplekken waar bouwwerkzaamheden werden verricht en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen werkzaamheden heeft verricht. De bewijslast lag bij het college, maar de Raad oordeelde dat het college voldoende bewijs had geleverd dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of appellant recht had op bijstand. De opgelegde boete van € 1.190,- werd ook bevestigd, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op bijstand in de periode waarin hij de inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die de bezwaren van appellant ongegrond had verklaard.