ECLI:NL:CRVB:2022:429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de vastgestelde beperkingen in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten, was in geschil met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering. De rechtbank had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen correct waren. De appellant voerde aan dat hij niet over de financiële middelen beschikte om zelf een verzekeringsgeneeskundig onderzoek te laten verrichten, wat volgens hem leidde tot een ongelijke procespositie. De Raad oordeelde echter dat er geen aanwijzingen waren dat informatie over de medische situatie van de appellant ontbrak en dat de verzekeringsartsen voldoende op de hoogte waren van zijn klachten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de appellant gemiddeld 8 uur per dag en 40 uur per week kon werken, en dat de geselecteerde functies binnen zijn beperkingen pasten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd.