ECLI:NL:CRVB:2022:354
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA met betrekking tot neurofibromatose
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft aangevraagd. Appellant was eerder in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 75,51%. Na verschillende besluiten en bezwaarprocedures, heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw vastgesteld op 75,93% per 13 juni 2016.
De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen volledig beeld heeft van zijn klachten en beperkingen, en heeft een medisch rapport ingediend van klinisch geneticus dr. Y. van Ierland, waarin neurofibromatose wordt genoemd. Appellant betoogde dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten en dat er meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. Er is geen schending van het beginsel van equality of arms vastgesteld, aangezien appellant voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de FML van 27 januari 2020 een juiste weergave biedt van de belastbaarheid van appellant. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.