ECLI:NL:CRVB:2022:351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- S.B. Smit - Colenbrander
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en het WIA-dagloon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en het WIA-dagloon van appellante, die zich op 24 september 2015 arbeidsongeschikt had gemeld. Appellante, werkzaam als longfunctie analiste, had eerder haar werkuren per 1 maart 2014 verminderd van 36 naar 32 uur per week, wat zij als een medische afzakker betoogde. Het Uwv had haar echter per 30 oktober 2018 een IVA-uitkering toegekend, waarbij het dagloon was vastgesteld op basis van een referteperiode van 1 september 2014 tot 1 september 2015. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht 24 september 2015 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag heeft vastgesteld. De Raad stelt vast dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er sprake was van een objectieve medische noodzaak voor de urenvermindering in 2014. De Raad benadrukt dat voor de vaststelling van de maatman bepalend is de arbeid die de verzekerde laatstelijk voor zijn uitval heeft verricht, en dat de hoofdregel lijdt uitzondering als er sprake is van een medische afzakker. De Raad concludeert dat het Uwv de maatmanomvang en het dagloon van de IVA-uitkering van appellante correct heeft vastgesteld, en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit - Colenbrander, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.