ECLI:NL:CRVB:2022:349
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en afwijzing WIA-uitkering wegens niet doorlopen wachttijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als journalist/redacteur werkte, had zich op 12 september 2017 ziek gemeld met spanningsklachten en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 30 juli 2019 besloten dat appellante met ingang van 31 augustus 2019 geen recht meer had op een ZW-uitkering, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Tevens werd vastgesteld dat appellante geen recht had op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), omdat zij de voorgeschreven wachttijd van 104 weken niet had doorlopen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar slapeloosheid en dat een urenbeperking noodzakelijk is. De Raad heeft echter geoordeeld dat de informatie van de longarts geen reden geeft om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.