ECLI:NL:CRVB:2022:347
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WIA en de gevolgen van gewijzigde verdiencapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende haar arbeidsongeschiktheid. Appellante had zich ziek gemeld op 11 november 2013 en ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 40,84%, wat leidde tot een wijziging van haar rechtspositie. Appellante was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat het Uwv haar onvoldoende had gehoord en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige had benoemd om haar belastbaarheid te beoordelen. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld, maar dat het bezwaar van appellante tegen het bestreden besluit ten onrechte ongegrond was verklaard. De Raad oordeelde dat de gewijzigde verdiencapaciteit van appellante een herroeping van het primaire besluit met zich meebracht, en dat het Uwv de kosten in bezwaar niet had vergoed. De aangevallen uitspraak werd vernietigd, het beroep van appellante werd gegrond verklaard, en het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van de kosten in bezwaar en proceskosten.