ECLI:NL:CRVB:2022:331
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1945, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag werd afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet voldoende was aangetoond dat appellante direct betrokken was bij oorlogsgeweld. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en op 28 januari 2022 uitspraak gedaan.
De Raad oordeelde dat de door appellante en haar familie gegeven verklaringen over beschietingen niet voldoende bewijs boden voor directe betrokkenheid bij het oorlogsgeweld. De Wubo vereist dat de aanvrager daadwerkelijk lichamelijk of psychisch letsel heeft opgelopen door directe betrokkenheid bij de gewelddadigheden. De Raad concludeerde dat de situatie waarin appellante zich bevond, hoewel angstig, niet voldeed aan de criteria van de Wubo.
Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad bleef in stand. De uitspraak werd gedaan door H. Lagas, met D. Al-Zubaidi als griffier, en vond plaats in het openbaar.